Kinderen lopen met vragen rond. Is het mijn schuld? Is het besmettelijk? Wie gaat er voor mij zorgen? Ga jij dood / ga ik ook dood? Waarom wordt iemand ziek? Wat gebeurt er met mij als jij toch doodgaat? Dat het kind de vraag niet stelt, betekent niet dat hij de vraag niet in zijn hoofd heeft! Vaak zijn ze bang om het te vragen of te bang voor het antwoord. Ze kunnen ook niet besluiten of ze de waarheid willen weten, die verantwoordelijkheid mogen we ze ook zeker niet geven. Maar hun fantasie is erger dan de werkelijkheid! Het is dus van belang ze de ruimte te geven om deze vragen te stellen. Maar niet alleen dat het kind de ruimte moet krijgen voor zijn vragen, maar ook dat de ouders het kind informeren. En bij het geven van informatie of de antwoorden op vragen geldt; wees zo eerlijk mogelijk. Open communicatie helpt het kind antwoord te krijgen op de vragen die ze zo moeilijk durven te stellen. Open communicatie zorgt er ook voor dat het kind de vragen durft te stellen.

Reacties van kinderen kunnen zijn:

  • Verdringing: zolang mama er niet ziek uit ziet, is ze ook niet ziek
  • Rol-overname: de zieke of thuis zijnde ouder ontlasten door de rol van de ander over te nemen
  • Regressie: teruggaan naar veiligere tijden (duimzuigen, bedplassen)
  • Concentratiestoornissen: alleen maar denken aan wat er nu toch gebeurt in het ziekenhuis
  • Psychosomatische klachten (buikpijn, hoofdpijn, misselijk): dit zijn lichamelijke klachten die kinderen krijgen als gevolgen van psychische problemen. Vaak helpt het om de opgekropte emoties te gaan uiten en kan de fysieke klacht verdwijnen.
  • Boosheid / angst / schuldgevoel / paniek: Het kind kan met allerlei gevoelens te maken krijgen. Boos omdat de ziekte er is, maar ook heel erg bang dat mama dood zal gaan. Kinderen kunnen zich schuldig voelen over iets wat ze hebben gedaan, gezegd, of juist niet gedaan of gezegd. En soms kunnen kinderen ook paniek voelen als ze werkelijk gaan beseffen wat het betekent dat de ouder zo ziek is.
  • Kind komt alleen te staan: alle aandacht gaat naar de volwassene(n). Het kind toont niet altijd verdriet, daardoor wordt het aanwezige verdriet niet (h)erkend
  • Kinderen vragen zich af of het klopt wat ze wordt verteld.
  • Men wil het kind beschermen: niet de hele, harde waarheid wordt verteld. Ondertussen voelt het kind wel aan dat iets niet klopt maar accepteert en gaat door en kan daarbij tegelijkertijd het gevoel krijgen dat hij gek is. Want hij voelt bepaalde dingen maar die worden niet bevestigd of zelfs ontkend.
  • Kinderen vinden het moeilijk met leeftijdsgenootjes om te gaan: kinderen worden tijdelijk ‘ouder’ het kind heeft weinig kans meer om kind te zijn, het verschil dat het kind met leeftijdgenootjes (ervaart is vaak tijdelijk.
  • Kind wil controle: wordt bazig of wil niet alleen blijven
  • Kind kan lastig worden om op te komen voor wat het nodig heeft: dit geeft onbegrip in de omgeving
  • Kind wordt rustig en lief om de ouder(s) te ontlasten


Voor een overzicht van boeken over kinderen in rouw door de dood of ziekte, verwijzen wij naar de site van Carine Kappeyne van de Coppello in Haarlem: http://www.praktijkvoorverlieshaarlem.nl/boeken